Module: Elleboog, onderarm, pols- en handklachten

Elleboog, onderarm, pols- en handklachten

De module elleboog-, onderarm-, pols- en handklachten is de zesde module die als zodanig is vormgegeven door de School voor Manuele Therapie Nederland (SMTN). De SMTN verzorgt al decennia onderwijs in manuele therapie (op post-HBO en master-niveau). De basis daarvan bestaat uit de ‘Methode Van der Bijl’ die in de jaren zestig van de vorige eeuw ontstond, en nadien ontwikkeld en vernieuwd is.

Over deze module

Het anatomische gebied van elleboog, onderarm, pols en hand bevat een groot aantal gewrichten – elk met een eigen vorm en met eigen kinematische kenmerken die het ‘bewegingsgedrag’ bepalen. Daarbij speelt mee dat bewegingen in een gewricht vaak afhankelijk zijn van (of in ieder geval beïnvloed worden door) de mobiliteit van aangrenzende gewrichten (het begrip ‘aangrenzend’ mag hier in ruime zin worden opgevat).

Bij elke beweging van de pols nemen alle gewrichten in de pols daaraan deel. Ook bij een beweging als pronatie en supinatie zijn tot vier gewrichten (tegelijkertijd en in een nauwkeurig verband) betrokken. De klinische relevantie hiervan is dat lokale gewrichtsproblemen het beste kunnen worden benaderd met een behandeling waarbij een keten van gewrichten betrokken wordt.

Deze module reikt daarvoor de kennis aan (van functionele anatomie van gewrichten, gewrichtsvormen, kinematica van pro- en supinatie, kinematica van elleboog, pols en hand) én de vaardigheden (‘skills’) om alle gewrichten te behandelen en daardoor het optimale bewegingsgedrag bij patiënten te herstellen.

Op basis van de beschikbare (maar nogal spaarzame) literatuur wordt klinisch redeneren bij klachten van elleboog, onderarm, pols en hand toegelicht.
Over de gewrichten van de elleboog, onderarm en pols en hand is veel recent onderzoek beschikbaar – zowel over anatomie, kinematica als over bewegingsonderzoek. Recente literatuur over deze onderwerpen vormt de basis van deze module.

In contrast tot de beschikbare literatuur over de kinematica blijkt dat er over behandeling van klachten van elleboog, pols en hand weinig literatuur bestaat. In de NHG-standaard Hand- en polsklachten wordt naast advies en medicatie bij ‘ernstige of langdurige klachten’ weliswaar oefentherapie als behandeloptie genoemd, maar onduidelijk is of daarbij een fysiotherapeut betrokken is. Manuele therapie komt in de standaard niet voor.

Dit is een gemiste kans, ook omdat door Lucado e.a. (Journal of Hand Therapy, 2019) na een systematische review en meta-analyse wordt gesteld dat er ‘overtuigend bewijs’ is voor de effectiviteit van mobiliserende therapie (op de uitkomsten pijn en knijpkracht) bij laterale epicondalgie. Ook Reid e.a. (Journal of Physiotherapy, 2020) stellen dat het toevoegen van mobiliserende behandeltechnieken aan oefentherapie en advisering leidt tot een sneller herstel na distale radiusfracturen (op de uitkomsten mobiliteit van onderarm en pols, knijpkracht en pijn en functie, zoals door de patiënten gerapporteerd).

Waar bijvoorbeeld bij artrose van heup of knie vaak therapie geadviseerd wordt is dit bij artrose van hand- en vingergewrichten niet het geval. De processen die bij artrose plaatsvinden in heup of knie zijn dezelfde als in pols en hand – de benadering is vaak heel anders.

Omschrijving en doel van de module

Na deze module is de deelnemer in staat om bij patiënten met bewegingsklachten in elleboog, onderarm, pols en hand een behandelplan op te stellen waarin manueeltherapeutische behandeltechnieken (gebaseerd op recent kinematisch onderzoek) in alle gewrichten van elleboog, onderarm, pols en hand worden toegepast, met als doel het bewegingsverloop en de mobiliteit te optimaliseren.

Bij elk onderwerp gelden de volgende uitgangspunten:

  • Vaardigheidsonderwijs maakt het grootste deel uit van elke module. Naast theoretische    onderwerpen als functionele Anatomie en klinisch redeneren vormt het trainen van    behandeltechnieken (’skills’) het belangrijkste onderdeel.

  • Functionele morfologie wordt gehanteerd als basiswetenschap. Deze aan de Biologie gelieerde wetenschap (Mechanobiology) gaat onder andere uit van uitdagende uitganspunten als het    ‘optimal design’: binnen het menselijk lichaam bestaan geen ontwerpfouten (een achillespees is niet ‘slecht doorbloed’.

  • Een hamstring is nooit ‘te kort’). Een gevolg is dat geprobeerd wordt te begrijpen waarom ons lichaam gebouwd is zoals het is gebouwd en functioneert zoals het functioneert. 

  • De individualiteit van elke mens staat centraal. Mede omdat iedereen een eigen (unieke)    lichaamsbouw heeft, wordt iedereen gekenmerkt door individuele bewegingspatronen. De analyse van het individuele functiemodel van elke patiënt is richtinggevend voor de behandeling. Het individuele functiemodel wordt opgesteld aan de hand van een mechanische interpretatie van voorkeursbewegingen en bewegingsvoorkeur van de patiënt. In dit model worden geen tekortkomingen vastgesteld, maar wordt aangegeven wat de manier van bewegen is die past bij deze patiënt. In combinatie met gegevens uit de artrokinematica en de functionele anatomie kan daarmee een behandelplan worden opgesteld.

  • Bewegingspatronen in gewrichten kunnen worden aangepast door het uitvoeren van (passieve) behandeltechnieken. Daarmee kunnen de oorspronkelijke bewegingspatronen hersteld (opnieuw mogelijk gemaakt) worden. Dit wordt tevens beschouwd als een voorwaarde voor weefselherstel en een bijdrage aan het succes van actieve oefentherapie. 

  • Behandeltechnieken bestaan uit mobiliserende technieken, met name niet uit manipulaties. Het peri-articulaire weefsel (met name collageen bindweefsel in banden ligamenten) moet in staat worden gesteld om te ‘leren’ van de uitgevoerde bewegingen en daarbij passen gewrichtsbewegingen die in een rustig tempo en herhaaldelijk uitgevoerd worden.

     

    De belangrijkste onderwerpen van deze module zijn:

    –  uitgangspunten van manuele therapie volgens de Nederlandse School, toegepast op de elleboog, onderarm, pols en hand;

    – de analyse van het individuele functiemodel en de toepassing daarvan bij het ontwerpen van de behandeling van elleboog, onderarm, pols en hand;

    –  de uitvoering van behandeltechnieken aan de elleboog, onderarm, pols en hand;

    –  anamnese, onderzoek en klinisch redeneren bij klachten van elleboog, onderarm, pols en hand.

    –  functioneel-morfologische aspecten van peesweefsel; in het bijzonder bij de M. Dupuytren;

    –  artrokinematische bewegingsbeschrijvingen van convexe – en concave gewrichtspartners en de    toepassing daarvan bij het uitvoeren van behandeltechnieken aan de elleboog, onderarm, pols en hand

Lesschema & studiebelastingsuren

Deze module beslaat 8 dagen op de school. Een lesdag start om 10.30 uur en eindigt om 17.30 uur. Het totaal aantal contacturen per module is 48 uur. Het aantal zelfstudie uren is 12 uur. De modules worden gegeven in de vorm van hoorcolleges en praktijkcolleges.

Accreditatie

Deze module kan gevolgd worden als bijscholing voor fysiotherapeuten en oefentherapeuten en als nascholing voor manueel therapeuten. Het is tevens onderdeel van de opleiding tot manueel therapeut. Voor leden van de VMT is de scholing geaccrediteerd voor 48 punten. Overig zijn er geen geaccrediteerde punten.

Schrijf u nu in voor de module Elleboog, onderarm, pols- en handklachten

[et_pb_shop type=”product_category” posts_number=”4″ include_categories=”547″ columns_number=”4″ _builder_version=”4.9.10″ _module_preset=”default” global_colors_info=”{}”][/et_pb_shop]

Contact

Voor meer informatie kunt u zich wenden tot mw. Brigitte van Dijk  via info@manueletherapie.nl of door gebruik te maken van ons contact formulier.

Erkend door: